Het Technodrome in Zuid-Limburg: Een unieke verbintenis

Unieke verbintenis tussen sport, bedrijfsleven en universiteiten
Publicatie in Sportaccom, maart 2015

In 1928 vonden de Olympische Zomer Spelen in Amsterdam plaats. Voor het eerst werd daar de Olympische Vlam ontstoken. Een iconisch beeld, dat tot op de dag van vandaag een vast onderdeel van de Olympische openingsceremonie uitmaakt. En welke beroemdheid was er die eerste keer uitgenodigd om de vlam aan te steken? Bep van Klaveren? Koningin Wilhelmina? Nee, het was een uitgelote medewerker van het Amsterdamse Gasbedrijf.

Dat geeft goed weer hoe men in die tijd tegen sport aankeek. Het was hooguit vermakelijke, maar triviale vrijetijdsbesteding. Er ging geen geld om in de sport, profsport was er niet en maatschappelijk aanzien kreeg je er ook al nauwelijks door. Natuurlijk erkende iedereen dat een voetbalclub een volksbuurt samenbond en dat de katholieke gymnastiekvereniging een sociale functie had, maar uiteindelijk was sport ook in dat opzicht onbelangrijk: de vakbond, de kerk, de politieke partij, dat waren de organisaties die inspiratie, verbinding en richting gaven aan het maatschappelijke leven.

Inmiddels hebben vakbonden, kerken en partijen die rol verloren. De maatschappij is diverser en individualistischer geworden. Sport lijkt vandaag de dag een van de weinige overgebleven gebieden waar mensen een inspirerende verbinding ervaren tussen het individuele en het collectieve. Behalve als vrijetijdsbesteding wordt sport nu ook gebruikt om emancipatie en sociale cohesie te bevorderen, om aan liefdadigheid te doen, en als onderdeel van psychotherapie. Tegelijkertijd zijn profsport, de handel in sportmateriaal en alle media-aandacht die sport opwekt samen uitgegroeid tot een van de grootste bedrijfstakken ter wereld, waar miljoenen mensen in werken en miljarden in omgaan. Daarnaast gebruiken andere bedrijven sport als marketing-medium.

Technodrome

Deze grote veranderingen zijn ook af te lezen aan de manier waarop plannen voor sportaccommodaties ontstaan. Vanaf de wederopbouw-jaren, eigenlijk tot in de jaren negentig waren het meestal lokale en provinciale overheden die de behoefte aan zwembaden, sporthallen, voetbalvelden en atletiekbanen onder hun hoede namen en in overleg met  verenigingen en sportbonden gebouwen bedachten en regionale bouwondernemers de opdracht gaven ze neer te zetten.

Door de tijd werd de rol van het bedrijfsleven bij de financiering en exploitatie van sportaccommodaties steeds belangrijker, maar de context waarin de plannen werden ontwikkeld bleef meestal traditioneel: een overheid stelt (in overleg met een sportbond) de locatie, het programma en de functies vast en in onderhandelingen wordt daar nog wat mee geschoven en na een aanbesteding worden de vergunningen verstrekt en de contracten getekend.

In dit artikel gaat het over een voorbeeld van een nieuwe, state of the art manier om een grote en ambitieuze sportaccommodatie te ontwikkelen. De essentie ervan is om de samenwerking tussen overheid en bedrijven, maatschappelijke organisaties en sporters gelijkwaardiger en intensiever te maken, en naar een hoger niveau te tillen. Aan dit voorbeeld is te zien dat er iets kan ontstaan dat veel meer is dan een sportgebouw dat topsport en breedtesport huisvest.

Lees het volledige artikel: Het Technodrome in Zuid-Limburg: Een unieke verbintenis (pdf)

Tekst: Dirk van Weelden in samenwerking met architectenbureau ZJA.